Hoe een drug mijn leven redde? Dat ging zo. Als puber zat ik stevig in de knoop, zoals dat wel eens gebeurt met een jongere op de moeizame weg naar volwassenheid. Vaak met wat meer vallen dan opstaan. Temidden van veel vrienden, maar in dat zoeken toch soms helemaal alleen. Tot ik zo diep was gezonken dat ik klaar was om het leven vaarwel te zeggen. Dat zelfs probeerde.
En toen gebeurde het. Ik kreeg van een vriend wat hallucinogene paddenstoelen die hij in een weide had geplukt, puur natuur uit eigen bodem. De hemel brak open en overal was licht dat straalde tot in mijn donkerste uithoeken. De wereld gonsde en blonk. En ik kon lachen, zowaar! Niet door alle pracht en plezier, maar ik lachte met mezelf. Om mijn pijn en mijn verdriet, mijn verwarring en mijn zoeken. Een radicaal nieuw perspectief bevrijdde me uit mijn kringloop van destructieve denkpatronen. Ik kon weer relativeren. Ik straalde. Niet dat ik het daarna niet meer moeilijk heb gehad, maar er was iets blijvends veranderd. Een beetje van het licht van die dag is in mij blijven stralen. Het is er nog altijd.
Drugs brengen onnoemelijk veel leed in deze wereld. Hier als maatschappij tegen vechten is een nobele strijd, die vaak met veel moed en inzet wordt gevoerd. Maar wat ik mis is een ander soort van moed. De moed om moeilijke vragen te durven stellen. Want hoe voer je best die strijd? Een complex thema als drugs heeft nood aan nuance, maar al te vaak zie ik enkel zwart-wit. Drugs zijn gevaarlijk en verslavend. Dat is zo, maar evengoed niet. Want drugs, dat zijn er veel. Met één goed omkaderde sessie met een hallucinogeen wordt iemand soms meer geholpen dan met jaren therapie, zo wordt soms beweerd. Ik kan het uit eigen ervaring bevestigen. Onderzoeksinstellingen wereldwijd ontdekken steeds meer dat potentieel. Maar in het land met een torenhoog gebruik van antidepressiva, dat nota bene prat gaat op haar kenniseconomie, is onderzoek hiernaar nog steeds taboe.
De nuances die ik mis in het beleid zie ik wel in de realiteit rondom mij. Het tijdperk waarin mensen zich lieten afschrikken door stereotiepe beeldvorming rond drugs is voorbij. Ik zie meer openheid en begrip. En ja, ook meer zin om te ontdekken. Helaas dan ook noodgedwongen in de illegaliteit, zonder de juiste kennis of geschikte omkadering en met middelen waarvan de kwaliteit niet achterhaald kan worden. En daar ontspringt voor mij de bron van al dat leed. Want een wereldvreemd beleid zonder nuancering en begrip raakt niet tot bij de mensen. Die gaan dan hun eigen weg en missen zo gemakkelijker al eens een bocht.
Waar is dus al die moed om oprecht naar het geheel te kijken en te durven evalueren hoe we als maatschappij omgaan met drugs? Wat we goed doen, en wat niet? En vooral: waar is de moed om echt te luisteren naar elkaar? Waar het respect voor een andere visie of een andere keuze? Waarom toch die angst voor een open debat? Controverse? Ja, die is er. Politieke moed? Die zal er nodig zijn. Maar is dat niet waar het om draait in het (politieke) leven: af en toe halt houden en achterom kijken, de gemaakte fouten zoeken en er uit leren? Waarom blijven we ons verschuilen achter veilige conventies, terwijl er elke dag zoveel leed uit voortvloeit? Ja dat klopt, de meningsverschillen zullen groot zijn. En ja, er zullen wellicht weer nieuwe fouten worden gemaakt. Maar kijk toch ook eens wat een mogelijkheden, hoeveel kansen. Want drugs zijn niet enkel een probleem, maar deels ook een oplossing. De kansen zijn er. Aan ons om ze te grijpen, aan ons om te durven.