“Sex & drugs & rock’n’roll” is geen nieuw trio: met zijn hit uit 1977 bracht Ian Dury enkel een update van een uitdrukking die reeds lang bestaat en dit in verscheidene talen, weliswaar telkens in een licht andere vorm. “Liefhebben, drinken en zingen” was zelfs de titel van een wals van Strauss uit 1869.
De geschiedenis laat zien dat dit gekend trio, seks, drugs en rock’n’roll, echter ookwerd verafschuwd door moralisten van alle soorten en maten. Dat is niet zo vreemd, want we raken hier immers aan de diepe wortels van de menselijke psyche, die lange tijd onderwerp zijn geweest van taboes en zeer strikte regelgeving. Zowel seks als bewustzijnsverandering door middel van psychoactieve stoffen zijn menselijke instincten die ver teruggaan voor het bestaan van de homo sapiens: verschillende diersoorten hebben in de natuur middelen ontdekt om hun bewustzijn op een aangename manier te wijzigen en onthouden zich hier niet van. Ook mensen hebben altijd naar de effecten van psychotrope planten gezocht, of dit nu ter ontspanning, ter genezing of om mystieke extases te bereiken was.
Georganiseerde religies hebben, soms met verbetenheid, geprobeerd om daar korte metten mee te maken: de katholieke kerk in het bijzonder heeft seks en drugs altijd in verband gebracht met zonde, en meer in het algemeen alles wat te maken heeft met genot, die ondeugd die enkel maar zou leiden tot verderf en tot de ondergang van de ziel. Seks en drugs hebben natuurlijk een veelvoud aan toepassingen en contexten, en deze zijn niet allemaal even verheven. Maar als je steeds alles vanuit de meest negatieve en problematische hoek bekijkt, mis je veel van de rijkdom van de menselijke ervaring. Het stelt je echter wel in staat om individuen onder de knoet te houden daar waar ze mogelijk de meeste vrijheid hebben: hun lichaam en hun bewustzijn.
Gelukkig faalden moralisten en geestelijken, en de onrust van de jaren zestig heeft ons de blijvende erfenis van de seksuele revolutie nagelaten: wijdverbreide en toegankelijke anticonceptie, de decriminalisering van abortus en toegenomen gendergelijkheid. En vooral: niemand die er nog aan twijfelt dat seks een belangrijk aspect van het menselijk leven is en dat een goed seksleven kan bijdragen aan een evenwichtige mentale gezondheid. Het recht op genot lijkt verworven, althans op dit gebied.
Wat drugs betreft, lijkt de koortsopstoot van de jaren zestig echter een tijdperk van toegenomen repressie te hebben ingeluid. Meer dan ooit worden drugs uitsluitend vanuit het oogpunt van problematisch gebruik bekeken – misbruik en verslaving – ook al betreft dit slechts een zeer kleine minderheid van de gebruikers. Men gaat voorbij aan al die elementen van drugsgebruik die, net zoals bij seksualiteit, kunnen bijdragen tot persoonlijke ontwikkeling: het zoeken naar genot, functionele toepassingen (ontspanning, socialisatie, stimulatie, enz.), en zelfs spirituele ontdekking. Het is alsof een discours over het gebruik en de opkomst van de fiets beperkt zou moeten blijven tot de ongelukken, gewonden en sterfgevallen die uitzonderlijk gepaard gaan met deze praktijk.
Overigens verliezen we zo ook het hele aspect van voorlichting, preventie en risicobeperking uit het oog, iets wat zeer aanwezig is wanneer het gaat om seksualiteit (seksuele voorlichting, preventie en screening op soa’s, enz.). Op het gebied van drugs daarentegen worden objectieve informatie en doeltreffende risicobeperking nog te vaak beschouwd als aanzetten tot druggebruik, en blijven ze als zodanig het ondergeschoven kindje van het Belgisch drugbeleid.
Met een beetje geluk zullen we, hopelijk in de nabije toekomst, terugdenken aan deze periode zoals we ons momenteel de 19e eeuw of de jaren vijftig herinneren als het gaat om seks: een bekrompen , saaie en onwetende periode, en waar wetten en moraal schade toebrachten ten koste van diepe en legitieme menselijke aspiraties.