Een begrip dat tot op de dag van vandaag nog zeer vaak voorkomt in het – wetenschappelijke, politieke, media- of andere – discours over drugs, is het verschil tussen zogenaamde “soft” en “hard” drugs. Men is bijna geneigd om te horen: “goede” en “slechte” drugs. Dit onderscheid wordt op alle mogelijke manieren gehanteerd, maar is noch wetenschappelijk, noch relevant, noch coherent. Er bestaat geen eenduidige, duidelijke, wetenschappelijke definitie van deze termen. Bijgevolg hanteert iedereen die ze gebruikt zijn of haar eigen definitie, die uiteraard enigszins arbitrair is.
Een studie heeft het gebruik van deze termen in wetenschappelijke publicaties onderzocht. Hieruit kwamen verschillende interessante bevindingen naar voor. Minder dan één op de vijf artikelen licht de indeling in “soft” en “hard” drugs verder toe, en slechts één op de tien verwijst in dit verband naar een wetenschappelijke bron. Tachtig procent van de auteurs gaat dus “op gevoel” te werk. In de andere artikels hebben de redenen om een drug als “hard” te classificeren voornamelijk betrekking op het verslavingspotentieel, het risico op fysieke afhankelijkheid met ontwenningsverschijnselen, en de schadelijkheid van de drug, zowel voor de gebruiker als voor de volksgezondheid en de samenleving.
Zoals uit de grafiek blijkt, werd de helft van de (categorieën van) drugs nu eens bij “soft”, dan weer bij “hard” ingedeeld, ook al zijn er telkens afgetekende meerderheidstendensen. Het onderscheid is dus niet zo duidelijk. Ook valt op dat de drugs die overwegend als “soft” worden beschouwd alcohol, tabak en cannabis zijn, met uitzondering van alle andere, waaronder geneesmiddelen. In tegenstelling tot de aangevoerde argumenten voor classificatie kan alcohol echter lichamelijke afhankelijkheid veroorzaken met ernstige ontwenningsverschijnselen (men kan zelfs sterven wanneer men te plots stopt!). Daarnaast wordt alcohol door deskundigen beschouwd als de drug die de meeste cumulatieve schade veroorzaakt. Tabak is een van de meest verslavende middelen, en de schadelijkheid ervan wordt door niemand betwist. Tot de drugs die als “hard” worden beschouwd, behoren daarentegen stoffen als MDMA of psychedelica (LSD, mescaline, paddenstoelen), die niet of nauwelijks verslavend werken en die van alle psychoactieve middelen de laagste risico’s met zich meebrengen (wat niet wil zeggen dat zij geen risico’s inhouden).
We kunnen concluderen dat het onderscheid tussen “soft drugs” en “hard drugs”, dat soms zelfs in wetenschappelijke kringen wordt gebruikt, geen verband houdt met de werkelijkheid en wellicht meer te maken heeft met de graad van sociale aanvaarding van die middelen.
Tegenwoordig geven deskundigen en veldwerkers er de voorkeur aan om de termen “hard” en “soft” toe te passen op het gebruik van de middelen in plaats van op de middelen zelf: het is namelijk mogelijk een stof die als “soft” wordt beschouwd “hard” te gebruiken, net zoals het mogelijk is een stof die als “hard” worden beschouwd “soft” (gecontroleerd en niet-problematisch) te gebruiken… voor zover we de dingen absoluut op een binaire manier moeten bekijken.