Drugs en de mensheid, een lange geschiedenis niet per decreet wordt uitgewist
Het achterhalen van de oorsprong van het gebruik van psychotrope stoffen door de mensheid is een onmogelijke opgave, aangezien deze praktijk oeroud is en onlosmakelijk verbonden lijkt met de menselijke geschiedenis. Talrijke archeologische vondsten en oude geschriften, of ze nu Egyptisch, Grieks, Romeins of Aziatisch zijn, wijzen erop dat oude culturen een verbazingwekkende beheersing van het gebruik van planten bezaten. Oorspronkelijk waren alle drugs natuurlijk, afkomstig van planten, maar ook van paddenstoelen en dieren. Ze hadden drie hoofdtoepassingen: medicinaal, ritueel en recreatief gebruik.
Reeds in de Odyssee van Homerus (9e eeuw v. Chr.) gebruikte Helena van Troje opium om het lijden van gewonde soldaten te verzachten. Planten maken nog steeds deel uit van de menselijke farmacopee, ook al produceert de moderne farmaceutische industrie tegenwoordig hoofdzakelijk synthetische geneesmiddelen. Merk op dat in bijvoorbeeld het Engels het woord ‘drugs’ nog steeds verwijst naar zowel geneesmiddelen als drugs.
Planten en paddenstoelen worden sinds mensenheugenis ook door sjamanen gebruikt om in een trance te geraken. Van de vliegenzwam in Centraal-Azië tot psilocybine-paddenstoelen en mescaline-cactussen in Midden- en Zuid-Amerika, er zijn maar weinig inheemse volkeren die geen planten hebben gebruikt om hun spiritualiteit te voeden. Deze praktijk is ons misschien minder vreemd dan dat men zou denken. Bijna twee millennia lang ondergingen de meest vooraanstaande oude Grieken een rituele initiatie die jaarlijks plaatsvond in de tempel van Demeter in Eleusis. Volgens verschillende onderzoekers was het centrale sacrament van deze inwijding in de mysteriën van Eleusis een psychedelisch drankje. Sommigen menen zelfs dat in de eerste eeuwen van het christendom, in het verlengde van Eleusis, de kelk van de eucharistie een wijn zou hebben bevat die ‘verrijkt’ was met hallucinogene stoffen, wat gedeeltelijk het overweldigende succes van deze nieuwe godsdienst zou hebben verklaard.
Recreatief gebruik tenslotte komt in de geschiedenis veelvuldig voor, evenals het misbruik waartoe het kan leiden. Alexander de Grote werd in de 4e eeuw v. Chr. bijvoorbeeld als een alcoholist beschouwd. Elke cultuur heeft, afhankelijk van haar geografische ligging en gebruiken, haar favoriete recreatieve middelen: alcohol in het Westen, cannabis in islamitische culturen, opium in het Verre Oosten, tabak in Amerika, enz. Over het algemeen veroorzaakt een middel minder schade bij volkeren waar het cultureel geïntegreerd is dan daar waar het recent werd ingevoerd. Zo heeft bijvoorbeeld de alcohol die geïmporteerd werd in Amerika een ware ravage aangericht bij de inheemse volkeren, deels door een gebrek aan culturele overdracht van de knowhow over het gebruik ervan, en deels wellicht omwille van genetische redenen: wanneer een volk gedurende duizenden jaren een middel gebruikt, kan er een natuurlijke selectie plaatsvinden waardoor dat volk beter aangepast raakt aan dit gebruik. Zelfs vandaag de dag is bijvoorbeeld bijna 50% van de Aziatische bevolking drager van een gen dat hen intolerant maakt voor alcohol.
Ondanks het misbruik van verschillende middelen bleven verbodsbepalingen tot het einde van de 19e eeuw eerder sporadisch. Als de autoriteiten al poogden om recreatieve middelen te reglementeren, was dit eerder om ze te belasten, en zo inkomsten te verwerven, dan om ze te verbieden. Pas met het Internationaal Opiumverdrag van Den Haag van 1912 werd een poging ondernomen om drugs internationaal te beteugelen. Het doel van het Opiumverdrag was ook toen eerder het verbieden van drugssmokkel dan het uitroeien van gebruik.
Gezien de langdurige en vruchtvolle band tussen de mensheid en psychotrope substanties, en in het licht van de duidelijke mislukking en de talrijke averechtse effecten van de verbodspogingen in de afgelopen honderd jaar, kunnen we hopen dat het niet lang meer zal duren voor we opnieuw een vreedzamere en minder gewelddadige relatie met deze middelen ontwikkelen.